|
Lijst met woorden van 9 letters bevattend met ••••• Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om een letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 22 woorden van negen letters bevattend met 2A, E, F, H en Lafhaalden afhalende afhandelt afhaspelt aflachend aflachten afschakel afschalen anderhalf haalden␣af halfaapje halfjaren halfwasje handelt␣af hangtafel hartfalen haspelt␣af jaarhelft lachten␣af schaafsel schakel␣af schalen␣af 31 definities gevonden- afhaalden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van afhalen.
- afhalende — w. Verbogen vorm van afhalend, het onvoltooid deelwoord van afhalen.
- afhandelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhandelen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhandelen.
- afhaspelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhaspelen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhaspelen.
- aflachend — w. Onvoltooid deelwoord van aflachen.
- aflachten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van aflachen.
- afschakel — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschakelen.
- afschalen — w. Kleiner maken.
- anderhalf — num. (Breukgetal) met enkelvoud: één en een half, 1,5.
- haalden␣af — w. Meervoud verleden tijd van afhalen.
- halfaapje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord halfaap.
- halfjaren — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord halfjaar.
- halfwasje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord halfwas.
- handelt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhandelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhandelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afhandelen.
- hangtafel — n. (Meubel) een tafel waaraan men kan staan of hangen. — n. Statafel.
- hartfalen — n. (Medisch) een aandoening waarbij het hart niet meer in staat…
- haspelt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhaspelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afhaspelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afhaspelen.
- jaarhelft — n. De helft van een kalenderjaar.
- lachten␣af — w. Meervoud verleden tijd van aflachen.
- schaafsel — n. Houtkrul die vrijkomt door het effen schaven van een plank.
- schakel␣af — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschakelen. — w. Gebiedende wijs van afschakelen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschakelen.
- schalen␣af — w. Meervoud tegenwoordige tijd van afschalen.
Zie deze lijst voor:
| |