|
Lijst met woorden van 9 letters bevattend met •••••• Snelle modus Klik om een achtste letter toe te voegen
U hebt de limiet van 7 letter bereikt. Klik om een letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 16 woorden van negen letters bevattend met A, N, 2O, R, T en Vgaan␣voort hangt␣voor innovator laten␣voor noodvaart spant␣voor staan␣voor volontair voorhangt voorlaten voorspant voorstaan voortgaan voortgang voorzaten zaten␣voor 29 definities gevonden- gaan␣voort — w. Meervoud tegenwoordige tijd van voortgaan.
- hangt␣voor — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorhangen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorhangen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorhangen.
- innovator — n. Iemand die innoveert, een vernieuwer.
- laten␣voor — w. Meervoud tegenwoordige tijd van voorlaten.
- noodvaart — n. Zeer hoge snelheid.
- spant␣voor — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspannen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspannen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorspannen.
- staan␣voor — w. Meervoud tegenwoordige tijd van voorstaan.
- volontair — n. Vrijwilliger. — n. (Beroep), (pregnant) onbezoldigde medewerker. — n. Vrijwilliger.
- voorhangt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorhangen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorhangen.
- voorlaten — w. Overgankelijk voor laten gaan.
- voorspant — n. (Scheepvaart) spant van het voorschip. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspannen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspannen.
- voorstaan — w. Overgankelijk onderschrijven, steunen. — w. Wederkerend zich laten ~: zich beroepen op, zichzelf roemen om.
- voortgaan — w. Ergatief doorgaan continueren, niet ophouden. — w. Inergatief ~ met een bepaalde handeling voortzetten.
- voortgang — n. Het vooruit gaan. — n. De mate waarin het vooruit is gegaan.
- voorzaten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van voorzitten. — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord voorzaat.
- zaten␣voor — w. Meervoud verleden tijd van voorzitten.
Zie deze lijst voor:
| |