Lijst met woorden van 9 letters bevattend met ••••• Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om een letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 24 woorden van negen letters bevattend met B, 2I, 2T en Ubeitel␣uit bijten␣uit bijtte␣uit blijft␣uit blinkt␣uit bloeit␣uit breidt␣uit buikte␣uit buiten␣uit buitte␣uit intubatie uitbating uitbeitel uitbijten uitbijter uitbijtte uitblijft uitblinkt uitbloeit uitbreidt uitbuikte uitbuiten uitbuiter uitbuitte 44 definities gevonden- beitel␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen. — w. Gebiedende wijs van uitbeitelen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen.
- bijten␣uit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van uitbijten.
- bijtte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitbijten.
- blijft␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitblijven. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitblijven. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitblijven.
- blinkt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitblinken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitblinken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitblinken.
- bloeit␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitbloeien.
- breidt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreiden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreiden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitbreiden.
- buikte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitbuiken.
- buiten␣uit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van uitbuiten.
- buitte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitbuiten.
- intubatie — n. (Medisch) het inbrengen van een beademingsbuis.
- uitbating — n. Beheer van bezittingen om er voordeel uit te behalen. — n. Beheren van een (dochter)onderneming. — n. Exploitatie en beheer in het bijzonder van een horecaonderneming.
- uitbeitel — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen.
- uitbijten — w. Overgankelijk door een bijtende stof aantasten. — w. Overgankelijk door te bijten (met tanden) wegnemen uit. — w. Overgankelijk vrijmaken door het hakken van bijten (in het ijs).
- uitbijter — n. Uitzondering. — n. (Statistiek) getal of gegeven dat niet tot een grotere groep behoort. — n. (Geologie) klein gebied van jongere gesteenten dat omgeven…
- uitbijtte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitbijten.
- uitblijft — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitblijven. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitblijven.
- uitblinkt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitblinken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitblinken.
- uitbloeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbloeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbloeien.
- uitbreidt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreiden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreiden.
- uitbuikte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitbuiken.
- uitbuiten — w. Overgankelijk op nietsonziende wijze zijn voordeel doen van…
- uitbuiter — n. Iemand die misbruik maakt van iemand.
- uitbuitte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitbuiten.
Zie deze lijst voor:
|