Lijst met woorden van 9 letters bevattend met •••••• Snelle modus Klik om een achtste letter toe te voegen
U hebt de limiet van 7 letter bereikt. Klik om een letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 19 woorden van negen letters bevattend met B, E, 2I, 2T en Ubeitel␣uit bijten␣uit bijtte␣uit bloeit␣uit breidt␣uit buikte␣uit buiten␣uit buitte␣uit intubatie uitbeitel uitbijten uitbijter uitbijtte uitbloeit uitbreidt uitbuikte uitbuiten uitbuiter uitbuitte 31 definities gevonden- beitel␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen. — w. Gebiedende wijs van uitbeitelen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen.
- bijten␣uit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van uitbijten.
- bijtte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitbijten.
- bloeit␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitbloeien.
- breidt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreiden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreiden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitbreiden.
- buikte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitbuiken.
- buiten␣uit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van uitbuiten.
- buitte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitbuiten.
- intubatie — n. (Medisch) het inbrengen van een beademingsbuis.
- uitbeitel — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen.
- uitbijten — w. Overgankelijk door een bijtende stof aantasten. — w. Overgankelijk door te bijten (met tanden) wegnemen uit. — w. Overgankelijk vrijmaken door het hakken van bijten (in het ijs).
- uitbijter — n. Uitzondering. — n. (Statistiek) getal of gegeven dat niet tot een grotere groep behoort. — n. (Geologie) klein gebied van jongere gesteenten dat omgeven…
- uitbijtte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitbijten.
- uitbloeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbloeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbloeien.
- uitbreidt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreiden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreiden.
- uitbuikte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitbuiken.
- uitbuiten — w. Overgankelijk op nietsonziende wijze zijn voordeel doen van…
- uitbuiter — n. Iemand die misbruik maakt van iemand.
- uitbuitte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitbuiten.
Zie deze lijst voor:
|