|
Lijst met woorden van 10 letters bevattend met •••••• Snelle modus Klik om een achtste letter toe te voegen
U hebt de limiet van 7 letter bereikt. Klik om een letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 18 woorden van tien letters bevattend met E, I, L, 3T en Ubeitelt␣uit betaalt␣uit fruitteelt futiliteit lichtte␣uit loftuitten lootten␣uit pietlutten pietlutter pietluttig plantte␣uit stulpte␣uit uitbeitelt uitbetaalt uitlichtte uitlootten uitplantte uitstulpte 25 definities gevonden- beitelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitbeitelen.
- betaalt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbetalen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbetalen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitbetalen.
- fruitteelt — n. De tak van tuinbouw die zich bezighoudt met het telen van fruit.
- futiliteit — n. Kleinigheid, iets onbelangrijks.
- lichtte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitlichten.
- loftuitten — w. Meervoud verleden tijd van loftuiten.
- lootten␣uit — w. Meervoud verleden tijd van uitloten.
- pietlutten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord pietlut.
- pietlutter — n. Iemand die pietluttig doet.
- pietluttig — bijv. (Als) van een pietlut. — bijv. Klein, onbetekenend, onbenullig.
- plantte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitplanten.
- stulpte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitstulpen.
- uitbeitelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen.
- uitbetaalt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbetalen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbetalen.
- uitlichtte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitlichten.
- uitlootten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitloten.
- uitplantte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitplanten.
- uitstulpte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitstulpen.
Zie deze lijst voor:
| |