Lijst met woorden van 7 letters bevattend met •••• Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om een letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 22 woorden van zeven letters bevattend met I, 2T en 2Ubuit␣uit dunt␣uit duwt␣uit gumt␣uit huwt␣uit munt␣uit puft␣uit rukt␣uit rust␣uit tribuut tuitouw uitbuit uitdunt uitduwt uitgumt uithuwt uitmunt uitpuft uitrukt uitrust uitvult vult␣uit 51 definities gevonden- buit␣uit — w. Enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbuiten#gebiedende wijs van uitbuiten.
- dunt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdunnen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdunnen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitdunnen.
- duwt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitduwen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitduwen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitduwen.
- gumt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgummen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgummen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitgummen.
- huwt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithuwen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithuwen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uithuwen.
- munt␣uit — w. Enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmunten#gebiedende wijs van uitmunten.
- puft␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitpuffen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitpuffen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitpuffen.
- rukt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrukken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrukken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitrukken.
- rust␣uit — w. Enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrusten#gebiedende wijs van uitrusten.
- tribuut — n. Verplichte bijdrage. — n. Eerbetoon aan iemand die dat verdient.
- tuitouw — n. (Scheepvaart) touw dat men gebruikt voor het boeganker. — n. (Molenaarsambacht) touw waarmee men de wieken van vastzetten.
- uitbuit — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbuiten. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbuiten. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbuiten.
- uitdunt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdunnen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdunnen.
- uitduwt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitduwen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitduwen.
- uitgumt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgummen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgummen.
- uithuwt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithuwen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithuwen.
- uitmunt — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmunten. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmunten. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmunten.
- uitpuft — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitpuffen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitpuffen.
- uitrukt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrukken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrukken.
- uitrust — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrusten. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrusten. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrusten.
- uitvult — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvullen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvullen.
- vult␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvullen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvullen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitvullen.
Zie deze lijst voor:
|