Lijst met woorden van 7 letters bevattend met •••• Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om een letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 20 woorden van zeven letters bevattend met I, T, 2U en Wbouw␣uit duwt␣uit houw␣uit huwt␣uit jouw␣uit kauw␣uit luitouw spuw␣uit tuitouw uitbouw uitduwt uithouw uithuwt uitjouw uitkauw uitspuw uitvouw uitwuif vouw␣uit wuif␣uit 44 definities gevonden- bouw␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbouwen. — w. Gebiedende wijs van uitbouwen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbouwen.
- duwt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitduwen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitduwen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitduwen.
- houw␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithouwen. — w. Gebiedende wijs van uithouwen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithouwen.
- huwt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithuwen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithuwen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uithuwen.
- jouw␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjouwen. — w. Gebiedende wijs van uitjouwen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjouwen.
- kauw␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkauwen. — w. Gebiedende wijs van uitkauwen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkauwen.
- luitouw — n. Touw waarmee men klokken luidt. — n. Touw waaraan in molens zakken worden opgehesen of waarmee een…
- spuw␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspuwen. — w. Gebiedende wijs van uitspuwen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspuwen.
- tuitouw — n. (Scheepvaart) touw dat men gebruikt voor het boeganker. — n. (Molenaarsambacht) touw waarmee men de wieken van vastzetten.
- uitbouw — n. Activiteiten om een gebouw groter te maken. — n. (Bouwkunde) uitspringende deel van een gebouw. — n. (Figuurlijk) ontwikkeling gericht op uitbreiding.
- uitduwt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitduwen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitduwen.
- uithouw — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithouwen.
- uithuwt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithuwen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithuwen.
- uitjouw — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjouwen.
- uitkauw — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkauwen.
- uitspuw — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspuwen.
- uitvouw — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvouwen.
- uitwuif — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwuiven.
- vouw␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvouwen. — w. Gebiedende wijs van uitvouwen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvouwen.
- wuif␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwuiven. — w. Gebiedende wijs van uitwuiven. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwuiven.
|