Lijst met woorden van 9 letters bevattend met •••• Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om een letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 22 woorden van negen letters bevattend met I, O, 2U en Wbouwde␣uit bouwen␣uit brouwhuis brouwkuip houwen␣uit huisvrouw jouwde␣uit jouwen␣uit kuisvrouw luitouwen nieuwbouw tuiertouw tuitouwen uitbouwde uitbouwen uithouwen uitjouwde uitjouwen uitvouwde uitvouwen vouwde␣uit vouwen␣uit 26 definities gevonden- bouwde␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitbouwen.
- bouwen␣uit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van uitbouwen.
- brouwhuis — n. Bedrijf waar men bier brouwt.
- brouwkuip — n. Breed bassin waarin men het bierbeslag maakt.
- houwen␣uit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van uithouwen.
- huisvrouw — n. Een vrouw die thuisblijft om het huishouden te doen.
- jouwde␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitjouwen.
- jouwen␣uit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van uitjouwen.
- kuisvrouw — n. (Beroep) vrouw die schoonmaakt voor haar beroep.
- luitouwen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord luitouw.
- nieuwbouw — n. De bouw van huizen en andere gebouwen. — n. Een pas gebouwde wijk.
- tuiertouw — n. Dun touw of dunne kabel die iets op zijn plaats houdt. — n. Dun touw van een tuiertakel.
- tuitouwen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord tuitouw.
- uitbouwde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitbouwen.
- uitbouwen — w. Een bestaand gebouw groter maken door er iets aan te bouwen. — w. (Figuurlijk) een organisatie of denkbeeld verder uitbreiden. — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord uitbouw.
- uithouwen — w. Overgankelijk uit steen uithakken.
- uitjouwde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitjouwen.
- uitjouwen — w. Overgankelijk honend toeroepen.
- uitvouwde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitvouwen.
- uitvouwen — w. Overgankelijk openvouwen.
- vouwde␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitvouwen.
- vouwen␣uit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van uitvouwen.
|