|
Lijst met woorden van 10 letters bevattend met ••••• Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om een letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 24 woorden van tien letters bevattend met I, L, 3T en Ubeitelt␣uit betaalt␣uit fruitteelt futiliteit lichtte␣uit loftuitten lootten␣uit multitaskt pietlutten pietlutter pietluttig plantte␣uit splitst␣uit straalt␣uit stulpte␣uit titulatuur uitbeitelt uitbetaalt uitlichtte uitlootten uitplantte uitsplitst uitstraalt uitstulpte 40 definities gevonden- beitelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitbeitelen.
- betaalt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbetalen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbetalen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitbetalen.
- fruitteelt — n. De tak van tuinbouw die zich bezighoudt met het telen van fruit.
- futiliteit — n. Kleinigheid, iets onbelangrijks.
- lichtte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitlichten.
- loftuitten — w. Meervoud verleden tijd van loftuiten.
- lootten␣uit — w. Meervoud verleden tijd van uitloten.
- multitaskt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van multitasken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van multitasken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van multitasken.
- pietlutten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord pietlut.
- pietlutter — n. Iemand die pietluttig doet.
- pietluttig — bijv. (Als) van een pietlut. — bijv. Klein, onbetekenend, onbenullig.
- plantte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitplanten.
- splitst␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsplitsen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsplitsen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitsplitsen.
- straalt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstralen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstralen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitstralen.
- stulpte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitstulpen.
- titulatuur — n. De titels van een persoon. — n. Het geheel van alle titels.
- uitbeitelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen.
- uitbetaalt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbetalen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbetalen.
- uitlichtte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitlichten.
- uitlootten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitloten.
- uitplantte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitplanten.
- uitsplitst — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsplitsen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsplitsen.
- uitstraalt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstralen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstralen.
- uitstulpte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitstulpen.
Zie deze lijst voor:
| |