Lijst met woorden van 8 letters bevattend met ••••• Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om een letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 23 woorden van acht letters bevattend met 2I, R, 2T en Ugiert␣uit print␣uit reikt␣uit richt␣uit rijdt␣uit rijst␣uit roeit␣uit ruilt␣uit ruimt␣uit titulair tuiniert uitgiert uitprint uitreikt uitricht uitrijdt uitrijst uitritje uitroeit uitruilt uitruimt uitviert viert␣uit 54 definities gevonden- giert␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgieren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgieren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitgieren.
- print␣uit — w. Enkelvoud tegenwoordige tijd van uitprinten#gebiedende wijs van uitprinten.
- reikt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitreiken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitreiken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitreiken.
- richt␣uit — w. Enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrichten#gebiedende wijs van uitrichten.
- rijdt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrijden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrijden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitrijden.
- rijst␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrijzen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrijzen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitrijzen.
- roeit␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitroeien.
- ruilt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitruilen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitruilen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitruilen.
- ruimt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitruimen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitruimen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitruimen.
- titulair — bijv. Een titel bezittend zonder de daarbij horende plichten (functie)…
- tuiniert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuinieren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuinieren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van tuinieren.
- uitgiert — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgieren. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgieren.
- uitprint — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitprinten. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitprinten. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitprinten.
- uitreikt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitreiken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitreiken.
- uitricht — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrichten. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrichten. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrichten.
- uitrijdt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrijden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrijden.
- uitrijst — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrijzen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrijzen.
- uitritje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord uitrit.
- uitroeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitroeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitroeien.
- uitruilt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitruilen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitruilen.
- uitruimt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitruimen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitruimen.
- uitviert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvieren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvieren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitvieren.
- viert␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvieren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvieren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitvieren.
Zie deze lijst voor:
|