Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de zesde letter te kiezen
Klik om de vijfde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Er zijn 23 woorden beginnend met ABSOLabsolute␣genitief absolute␣waarde absolute␣waarden absolutie absolutief absolutiefje absolutiefjes absolutieven absolutisme absolutist absolutisten absolutistisch absolutistje absolutistjes absoluut absoluutheid absolveer absolveerde absolveerden absolveert absolveren absolverend absolverende 31 definities gevonden- absolute␣genitief — n. Een zinsdeel dat in de genitief gezet is om aan te duiden dat…
- absolute␣waarde — n. (Wiskunde) (natuurkunde) een positief reëel getal of lengte…
- absolute␣waarden — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord absolute waarde.
- absolutie — n. Het vergeven van de zonden.
- absolutief — n. (Grammatica) naamval die voorkomt in ergatieve talen en die formeel uitdrukt. — n. (Taalkunde) (taaltypologie) benaming voor het lijdend voorwerp…
- absolutiefje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord absolutief.
- absolutiefjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord absolutief.
- absolutieven — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord absolutief.
- absolutisme — n. (Politiek) onbeperkte alleenheerschappij van de soeverein.
- absolutist — n. (Politiek) een voorstander van het absolutisme.
- absolutisten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord absolutist.
- absolutistisch — bijv. Volgens het absolutisme.
- absolutistje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord absolutist.
- absolutistjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord absolutist.
- absoluut — bijv. Niet beschouwd in betrekking tot iets soortgelijks. — bijv. Volledig, volkomen. — bijv. Beslist, zeker.
- absoluutheid — n. De mate waarin iets of iemand absoluut is.
- absolveer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van absolveren. — w. Gebiedende wijs van absolveren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van absolveren.
- absolveerde — w. Enkelvoud verleden tijd van absolveren.
- absolveerden — w. Meervoud verleden tijd van absolveren.
- absolveert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van absolveren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van absolveren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van absolveren.
- absolveren — w. Overgankelijk (rooms-katholicisme) zonden vergeven. — w. Overgankelijk (van tentamens) vrijstelling verlenen.
- absolverend — w. Onvoltooid deelwoord van absolveren.
- absolverende — w. Verbogen vorm van absolverend, het onvoltooid deelwoord van absolveren.
Zie deze lijst voor:
|