Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de vijfde letter te kiezen
Klik om de vierde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 17 18
Er zijn 25 woorden beginnend met BUNGbungabungafeest bungabungafeesten bungabungafeestje bungabungafeestjes bungalow bungalowpark bungalowparken bungalowparkje bungalowparkjes bungalows bungalowtent bungalowtenten bungalowtentje bungalowtentjes bungalowtje bungalowtjes bungeejumpen bungeejumping bungel bungelde bungelden bungelen bungelend bungelende bungelt 32 definities gevonden- bungabungafeest — n. Feest met seks.
- bungabungafeesten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord bungabungafeest.
- bungabungafeestje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bungabungafeest.
- bungabungafeestjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord bungabungafeest.
- bungalow — n. Woning zonder bovenverdieping. — n. Vakantiewoning.
- bungalowpark — n. Een vakantieoord waar de bezoekers in aparte huisje verblijven.
- bungalowparken — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord bungalowpark.
- bungalowparkje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bungalowpark.
- bungalowparkjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord bungalowpark.
- bungalows — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord bungalow.
- bungalowtent — n. Grote kampeertent met een rechthoekig buizenframe waardoor…
- bungalowtenten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord bungalowtent.
- bungalowtentje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bungalowtent.
- bungalowtentjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord bungalowtent.
- bungalowtje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bungalow.
- bungalowtjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord bungalow.
- bungeejumpen — n. (Sport), van een hoog object springen, waarbij de voeten aan…
- bungeejumping — n. Het aan een elastieken koord van grote hoogte naar beneden…
- bungel — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bungelen. — w. Gebiedende wijs van bungelen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bungelen.
- bungelde — w. Enkelvoud verleden tijd van bungelen.
- bungelden — w. Meervoud verleden tijd van bungelen.
- bungelen — w. Inergatief loshangend heen en weer zwaaien. — w. In onzekerheid verkeren.
- bungelend — w. Onvoltooid deelwoord van bungelen. — bijv. Heen en weer bewegend bij het hangen aan een touw.
- bungelende — w. Verbogen vorm van bungelend, het onvoltooid deelwoord van bungelen.
- bungelt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bungelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bungelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van bungelen.
Zie deze lijst voor:
|