Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de zevende letter te kiezen
Klik om de zesde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 8 9 11 12
Er zijn 11 woorden beginnend met GROEITgroeit —— groeit␣in groeit␣op —— groeit␣aan groeitijd groeit␣uit groeit␣vol —— groeit␣dicht groeitijden —— groeit␣aaneen groeit␣scheef 31 definities gevonden- groeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van groeien.
- groeit␣in — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ingroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ingroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van ingroeien.
- groeit␣op — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opgroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opgroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van opgroeien.
- groeit␣aan — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aangroeien.
- groeitijd — n. De periode van het jaar dat iets groeit. — n. De totale tijd die nodig is voor het groeien. — n. De tijd dat iets groeit.
- groeit␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitgroeien.
- groeit␣vol — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volgroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volgroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van volgroeien.
- groeit␣dicht — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichtgroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichtgroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van dichtgroeien.
- groeitijden — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord groeitijd.
- groeit␣aaneen — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneengroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneengroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aaneengroeien.
- groeit␣scheef — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheefgroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheefgroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van scheefgroeien.
|