Woordenlijsten Zoek woorden

Lijst met woorden beginnend met

Snelle modus

Klik om de zevende letter te kiezen

Klik om de zesde letter te verwijderen

Klik om de woordgrootte te wijzigen
Allemaal alfabetischAllemaal op maat11121314151618192021


Er zijn 24 woorden beginnend met IMPROV

improvisatieimprovisatiesimprovisatietalentimprovisatietalentenimprovisatietalentjeimprovisatietalentjesimprovisatietjeimprovisatietjesimprovisatievermogenimprovisatievermogensimprovisatorimprovisatorenimprovisatorischimprovisatorsimprovisatortjeimprovisatortjesimproviseerimproviseerdeimproviseerdenimproviseertimproviserenimproviserendimproviserendeimproviserenderwijs

29 definities gevonden

  • improvisatie — n. Ter plekke verzonnen versie van een muziekstuk, voorlezing…
  • improvisaties — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord improvisatie.
  • improvisatietalent — n. Het talent om ter plekke te kunnen verzinnen hoe er het beste…
  • improvisatietalenten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord improvisatietalent.
  • improvisatietalentje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord improvisatietalent.
  • improvisatietalentjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord improvisatietalent.
  • improvisatietje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord improvisatie.
  • improvisatietjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord improvisatie.
  • improvisatievermogen — n. In staat zijn om te kunnen reageren op een niet vooraf bedachte manier.
  • improvisatievermogens — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord improvisatievermogen.
  • improvisator — n. Iemand die improviseert.
  • improvisatoren — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord improvisator.
  • improvisatorisch — bijv. Het karakter dragend of op de wijze van een improvisatie.
  • improvisators — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord improvisator.
  • improvisatortje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord improvisator.
  • improvisatortjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord improvisator.
  • improviseer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van improviseren. — w. Gebiedende wijs van improviseren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van improviseren.
  • improviseerde — w. Enkelvoud verleden tijd van improviseren.
  • improviseerden — w. Meervoud verleden tijd van improviseren.
  • improviseert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van improviseren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van improviseren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van improviseren.
  • improviseren — w. Inergatief iets bedenken zonder vooropgesteld plan. — w. Acteren zonder script.
  • improviserend — w. Onvoltooid deelwoord van improviseren.
  • improviserende — w. Verbogen vorm van improviserend, het onvoltooid deelwoord van improviseren.
  • improviserenderwijs — bijw. Terwijl geïmproviseerd wordt.
Vorige lijstVolgende lijst
Willekeurig woordTerug naar boven

Zie deze lijst voor:



Ortograf Inc.Deze site maakt gebruik van computercookies, klik om meer te weten. Ons privacybeleid.
© Ortograf Inc. Website bijgewerkt op 23 juni 2023 (v-2.0.1z). Informatie & Contacten.