|
Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de vijfde letter te kiezen
Klik om de vierde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Er zijn 23 woorden beginnend met JAKKjakken jakkend jakkende jakker jakker␣af jakkerde jakkerde␣af jakkerde␣door jakkerden jakkerden␣af jakkerden␣voort jakkerde␣voort jakkeren jakkeren␣af jakkerend jakkerende jakkeren␣voort jakkert jakkert␣af jakkert␣voort jakker␣voort jakkes jakkie 41 definities gevonden- jakken — w. Snel rijden of lopen, jakkeren. — w. Ravotten. — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord jak.
- jakkend — w. Onvoltooid deelwoord van jakken.
- jakkende — w. Verbogen vorm van jakkend, het onvoltooid deelwoord van jakken.
- jakker — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jakkeren. — w. Gebiedende wijs van jakkeren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jakkeren.
- jakker␣af — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afjakkeren. — w. Gebiedende wijs van afjakkeren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afjakkeren.
- jakkerde — w. Enkelvoud verleden tijd van jakkeren.
- jakkerde␣af — w. Enkelvoud verleden tijd van afjakkeren.
- jakkerde␣door — w. Enkelvoud verleden tijd van doorjakkeren.
- jakkerden — w. Meervoud verleden tijd van jakkeren.
- jakkerden␣af — w. Meervoud verleden tijd van afjakkeren.
- jakkerden␣voort — w. Meervoud verleden tijd van voortjakkeren.
- jakkerde␣voort — w. Enkelvoud verleden tijd van voortjakkeren.
- jakkeren — w. Ergatief zich haastig, jachtig ergens heen voortbewegen. — w. Inergatief haastig, jachtig voortbewegen, rijden. — w. Overgankelijk ~ door jachtig in versneld tempo iets doorvoeren.
- jakkeren␣af — w. Meervoud tegenwoordige tijd van afjakkeren.
- jakkerend — w. Onvoltooid deelwoord van jakkeren.
- jakkerende — w. Verbogen vorm van jakkerend, het onvoltooid deelwoord van jakkeren.
- jakkeren␣voort — w. Meervoud tegenwoordige tijd van voortjakkeren.
- jakkert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jakkeren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jakkeren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van jakkeren.
- jakkert␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afjakkeren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afjakkeren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afjakkeren.
- jakkert␣voort — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortjakkeren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortjakkeren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voortjakkeren.
- jakker␣voort — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortjakkeren. — w. Gebiedende wijs van voortjakkeren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortjakkeren.
- jakkes — tuss. Een uitroep die afkeuring over iets vies of ontoepasselijks uitdrukt.
- jakkie — tuss. Uitroep die afkeuring over iets vies uitdrukt. — tuss. Uitroep die ontzetting over iets naars uitdrukt. — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord jak (spreektaal).
| |