|
Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de vijfde letter te kiezen
Klik om de vierde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11
Er zijn 24 woorden beginnend met MEEPmeepak meepakken meepakkend meepakkende meepakt meepakte meepakten meepik meepikken meepikkend meepikkende meepikt meepikte meepikten meepit meepitten meepraat meepraatte meepraatten meepraten meepratend meepratende meeprater meepraters 32 definities gevonden- meepak — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepakken.
- meepakken — w. Iets in het voorbijgaan meenemen, pakken, grijpen of raken.
- meepakkend — w. Onvoltooid deelwoord van meepakken.
- meepakkende — w. Verbogen vorm van meepakkend, het onvoltooid deelwoord van meepakken.
- meepakt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepakken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepakken.
- meepakte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meepakken.
- meepakten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van meepakken.
- meepik — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepikken.
- meepikken — w. Overgankelijk (informeel) ergens profijt van hebben bijv. door… — w. Overgankelijk (informeel) in één moeite door doen.
- meepikkend — w. Onvoltooid deelwoord van meepikken.
- meepikkende — w. Verbogen vorm van meepikkend, het onvoltooid deelwoord van meepikken.
- meepikt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepikken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepikken.
- meepikte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meepikken.
- meepikten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van meepikken.
- meepit — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepitten. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepitten. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepitten.
- meepitten — w. Inergatief (informeel) tegelijk met anderen slapen.
- meepraat — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepraten. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepraten. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepraten.
- meepraatte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meepraten.
- meepraatten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van meepraten.
- meepraten — w. Inergatief samen met anderen over een onderwerp praten. — w. Kunnen ~: ergens ervaring mee hebben, iets ook meegemaakt hebben.
- meepratend — w. Onvoltooid deelwoord van meepraten.
- meepratende — w. Verbogen vorm van meepratend, het onvoltooid deelwoord van meepraten.
- meeprater — n. Iemand die het kritiekloos altijd me je eens is.
- meepraters — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord meeprater.
Zie deze lijst voor:- Engels WikiWoordenboek: 6 woorden
- Frans WikiWoordenboek: geen woord
- Spaans WikiWoordenboek: geen woord
- Italiaans WikiWoordenboek: geen woord
- Duits WikiWoordenboek: geen woord
- Portugees WikiWoordenboek: geen woord
| |