Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de zesde letter te kiezen
Klik om de vijfde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 9 10 11 12 13 14
Er zijn 20 woorden beginnend met MARCHmarcheer —— marcheert marcheren —— marcheer␣af marcheerde marcherend —— marchandeer marcheerden marcheert␣af marcheren␣af marcherende marchesjvan —— marchandeert marchanderen marcheerde␣af —— marchandeerde marchanderend marcheerden␣af —— marchandeerden marchanderende 33 definities gevonden- marcheer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marcheren. — w. Gebiedende wijs van marcheren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marcheren.
- marcheert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marcheren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marcheren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van marcheren.
- marcheren — w. Inergatief lopen in een georganiseerde en uniforme ritmische stoet. — w. Ergatief ergens heen lopen in een georganiseerde en uniforme ritmische stoet.
- marcheer␣af — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmarcheren. — w. Gebiedende wijs van afmarcheren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmarcheren.
- marcheerde — w. Enkelvoud verleden tijd van marcheren.
- marcherend — w. Onvoltooid deelwoord van marcheren.
- marchandeer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marchanderen. — w. Gebiedende wijs van marchanderen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marchanderen.
- marcheerden — w. Meervoud verleden tijd van marcheren.
- marcheert␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmarcheren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmarcheren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afmarcheren.
- marcheren␣af — w. Meervoud tegenwoordige tijd van afmarcheren.
- marcherende — w. Verbogen vorm van marcherend, het onvoltooid deelwoord van marcheren.
- marchesjvan — n. (Jiddisch-Hebreeuws) achtste maand van het joodse jaar, in…
- marchandeert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marchanderen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marchanderen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van marchanderen.
- marchanderen — w. Onderhandelen over de voorwaarden of de prijs van een bepaalde zaak.
- marcheerde␣af — w. Enkelvoud verleden tijd van afmarcheren.
- marchandeerde — w. Enkelvoud verleden tijd van marchanderen.
- marchanderend — w. Onvoltooid deelwoord van marchanderen.
- marcheerden␣af — w. Meervoud verleden tijd van afmarcheren.
- marchandeerden — w. Meervoud verleden tijd van marchanderen.
- marchanderende — w. Verbogen vorm van marchanderend, het onvoltooid deelwoord van marchanderen.
Zie deze lijst voor:
|