Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de zesde letter te kiezen
Klik om de vijfde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 5 7 8 9 10 11 13
Er zijn 24 woorden beginnend met NEEMTneemt neemt␣aan neemt␣af neemt␣beet neemt␣bij neemt␣deel neemt␣door neem␣terug neemt␣gevangen neemt␣in neemt␣kennis neemt␣mee neem␣toe neemt␣op neemt␣over neemt␣plaats neemt␣terug neemt␣toe neemt␣uit neemt␣uiteen neemt␣vast neemt␣voor neemt␣waar neemt␣weg 72 definities gevonden- neemt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van nemen.
- neemt␣aan — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aannemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aannemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aannemen.
- neemt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afnemen.
- neemt␣beet — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beetnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beetnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van beetnemen.
- neemt␣bij — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van bijnemen.
- neemt␣deel — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deelnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deelnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van deelnemen.
- neemt␣door — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doornemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doornemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van doornemen.
- neem␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugnemen. — w. Gebiedende wijs van terugnemen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugnemen.
- neemt␣gevangen — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gevangennemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gevangennemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van gevangennemen.
- neemt␣in — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van innemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van innemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van innemen.
- neemt␣kennis — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kennisnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kennisnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van kennisnemen.
- neemt␣mee — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meenemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meenemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van meenemen.
- neem␣toe — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toenemen. — w. Gebiedende wijs van toenemen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toenemen.
- neemt␣op — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van opnemen.
- neemt␣over — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van overnemen.
- neemt␣plaats — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plaatsnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plaatsnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van plaatsnemen.
- neemt␣terug — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van terugnemen.
- neemt␣toe — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toenemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toenemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van toenemen.
- neemt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitnemen.
- neemt␣uiteen — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uiteennemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uiteennemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uiteennemen.
- neemt␣vast — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van vastnemen.
- neemt␣voor — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voornemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voornemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voornemen.
- neemt␣waar — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waarnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waarnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van waarnemen.
- neemt␣weg — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van wegnemen.
|