Lijst met woorden van 7 letters beginnend met Snelle modus Klik om de vijfde letter te kiezen
Klik om de vierde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 21
Er zijn 17 woorden van zeven letters beginnend met PLANplanden planeer planeet planjen planjer planken planket plankje plannen planner planten planter plant␣in plantje plant␣om planton plantte 34 definities gevonden- planden — w. Meervoud verleden tijd van plannen.
- planeer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van planeren. — w. Gebiedende wijs van planeren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van planeren.
- planeet — n. (Astronomie) een groot, rond en massief hemellichaam dat zelf…
- planjen — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van planjenen. — w. Gebiedende wijs van planjenen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van planjenen.
- planjer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van planjeren. — w. Gebiedende wijs van planjeren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van planjeren.
- planken — bijv. Van planken vervaardigd. — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord plank.
- planket — n. Houten bekleding van een vloer. — n. Schutting.
- plankje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord plank.
- plannen — w. Overgankelijk een tijdstip afspreken om iets te doen. — w. Overgankelijk het maken van een plan. — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord plan.
- planner — n. (Beroep) een persoon of voorwerp dat behulpzaam is bij het… — n. Een gestructureerd persoon.
- planten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord plant. — n. (Biologie) taxonomisch rijk Plantae of Archaeplastida , waarvan… — w. Overgankelijk (een plant) in de aarde zetten om te laten groeien of bloeien.
- planter — n. (Landbouw) iemand die plant of laat planten. — n. (Geschiedenis) eigenaar van een plantage. — n. (Gereedschap) werktuig dat gebruikt wordt bij het planten.
- plant␣in — w. Enkelvoud tegenwoordige tijd van inplanten#gebiedende wijs van inplanten. — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inplannen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inplannen.
- plantje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord plant.
- plant␣om — w. Enkelvoud tegenwoordige tijd van omplanten#gebiedende wijs van omplanten.
- planton — n. (Militair) ordonnans.
- plantte — w. Enkelvoud verleden tijd van planten.
Zie deze lijst voor:
|