Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de zesde letter te kiezen
Klik om de vijfde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Er zijn 25 woorden beginnend met PREEKpreek preek␣aan preek␣af preekgestoelte preekgestoelten preekgestoeltes preekje preekjes preekstoel preekstoelen preekstoeltje preekstoeltjes preekt preekt␣aan preekt␣af preekte preekte␣aan preekte␣af preekten preekten␣aan preekten␣af preektonen preektoon preektoontje preektoontjes 38 definities gevonden- preek — n. Een stichtelijk betoog door een geestelijke in een kerkdienst. — n. Overdrachtelijk: een vermanende toespraak. — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van preken.
- preek␣aan — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpreken. — w. Gebiedende wijs van aanpreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpreken.
- preek␣af — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpreken. — w. Gebiedende wijs van afpreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpreken.
- preekgestoelte — n. Plaats vanwaar een geestelijke een groep gelovigen toespreekt. — n. Plaats vanwaar iemand een groep toespreekt.
- preekgestoelten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord preekgestoelte.
- preekgestoeltes — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord preekgestoelte.
- preekje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord preek.
- preekjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord preek.
- preekstoel — n. Een hoog spreekgestoelte dat vaak in een kerk te vinden is.
- preekstoelen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord preekstoel.
- preekstoeltje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord preekstoel.
- preekstoeltjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord preekstoel.
- preekt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van preken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van preken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van preken.
- preekt␣aan — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanpreken.
- preekt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afpreken.
- preekte — w. Enkelvoud verleden tijd van preken.
- preekte␣aan — w. Enkelvoud verleden tijd van aanpreken.
- preekte␣af — w. Enkelvoud verleden tijd van afpreken.
- preekten — w. Meervoud verleden tijd van preken.
- preekten␣aan — w. Meervoud verleden tijd van aanpreken.
- preekten␣af — w. Meervoud verleden tijd van afpreken.
- preektonen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord preektoon.
- preektoon — n. Gemaakte, zalvende toon.
- preektoontje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord preektoon.
- preektoontjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord preektoon.
|