|
Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de zesde letter te kiezen
Klik om de vijfde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 9 10 11 12 13 15 16 17
Er zijn 25 woorden beginnend met REPETrepeteer repeteerde repeteerden repeteert repetent repetenten repeteren repeterend repeterende repetitie repetitief repetitieperiode repetitieperioden repetitieperiodes repetitieruimte repetitieruimten repetitieruimtes repetities repetitietje repetitietjes repetitor repetitoren repetitors repetitortje repetitortjes 36 definities gevonden- repeteer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repeteren. — w. Gebiedende wijs van repeteren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repeteren.
- repeteerde — w. Enkelvoud verleden tijd van repeteren.
- repeteerden — w. Meervoud verleden tijd van repeteren.
- repeteert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repeteren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repeteren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van repeteren.
- repetent — n. Docent die studenten voorbereid op een examen, of de student… — n. (Muziek) muziekstuk dat bestaat uit zich herhalende delen. — n. (Wiskunde) steeds terugkerende decimaal of decimalen bij een…
- repetenten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord repetent.
- repeteren — w. Overgankelijk een toneel- of muziekstuk bij wijze van proef op- of uitvoeren. — w. Overgankelijk herhalen. — w. Wederkerend zich ~: een mededeling opnieuw doen.
- repeterend — w. Onvoltooid deelwoord van repeteren.
- repeterende — w. Verbogen vorm van repeterend, het onvoltooid deelwoord van repeteren.
- repetitie — n. Het opnieuw uitvoeren van dezelfde handeling. — n. Een gezamenlijke oefening ten bate van een uitvoering, concert e.d. — n. Een proefwerk opgelegd aan leerlingen of studenten.
- repetitief — bijv. Zich herhalend.
- repetitieperiode — n. De tijd die men gebruikt om iets in te studeren.
- repetitieperioden — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord repetitieperiode.
- repetitieperiodes — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord repetitieperiode.
- repetitieruimte — n. Onderdeel van een gebouw waar artiesten hun uitvoering oefenen.
- repetitieruimten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord repetitieruimte.
- repetitieruimtes — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord repetitieruimte.
- repetities — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord repetitie.
- repetitietje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord repetitie.
- repetitietjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord repetitie.
- repetitor — n. (Muziek) (beroep) correpetitor, muzikant die koor, zanger of… — n. (Onderwijs) (beroep) leraar die studenten op een tentamen voorbereidt.
- repetitoren — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord repetitor.
- repetitors — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord repetitor.
- repetitortje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord repetitor.
- repetitortjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord repetitor.
Zie deze lijst voor:
| |