|
Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de zesde letter te kiezen
Klik om de vijfde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12
Er zijn 22 woorden beginnend met RESIDresideer resideerde resideerden resideert resident residente residenten residentes residentie residentieel residenties resideren residerend residerende residu residuaal residuair residueel residuen residu's residuutje residuutjes 33 definities gevonden- resideer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van resideren. — w. Gebiedende wijs van resideren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van resideren.
- resideerde — w. Enkelvoud verleden tijd van resideren.
- resideerden — w. Meervoud verleden tijd van resideren.
- resideert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van resideren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van resideren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van resideren.
- resident — n. (Geschiedenis) bestuurder van een groot gebied in het vroegere… — n. (Geschiedenis) vertegenwoordiger van de Verenigde Oost-Indische… — n. (Verouderd) (diplomatie) vertegenwoordiger van een regering…
- residente — n. Vrouwelijke resident. — n. Vrouw van de resident.
- residenten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord resident.
- residentes — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord residente.
- residentie — n. Verblijfplaats (van een staatshoofd). — n. Ambtsgebied van een rooms-katholieke geestelijke. — n. Ambtsgebied van een resident in het vroegere Nederlands-Indië.
- residentieel — bijv. Betrekking hebbend op de residentie.
- residenties — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord residentie.
- resideren — w. Ergens in luxe wonen of verblijven. — w. Ergens beroepshalve gevestigd zijn. — w. Ergens hof houden.
- residerend — w. Onvoltooid deelwoord van resideren.
- residerende — w. Verbogen vorm van residerend, het onvoltooid deelwoord van resideren.
- residu — n. Wat na een bepaalde bewerking overblijft.
- residuaal — bijv. Met betrekking tot een overblijvend restant.
- residuair — bijv. Met betrekking tot een overblijvend restant, resterend.
- residueel — bijv. Betrekking hebbend op een residu (rest, overblijfsel), overblijvend…
- residuen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord residu.
- residu's — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord residu.
- residuutje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord residu.
- residuutjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord residu.
Zie deze lijst voor:
| |