Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de vijfde letter te kiezen
Klik om de vierde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 5 6 7 8 9 10 11 12
Er zijn 22 woorden beginnend met SPUUspuug —— spuugt —— spuugde spuugje —— spuugden spuugjes spuuglok spuugsel spuug␣uit spuugzat —— spuugdoek spuugsels spuugt␣uit —— spuugde␣uit spuuglokje —— spuugden␣uit spuugdoeken spuugdoekje spuuglelijk spuuglokjes spuuglokken —— spuugdoekjes 32 definities gevonden- spuug — n. Vocht dat in de mond vloeit uit de speekselklieren. — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spugen. — w. Gebiedende wijs van spugen.
- spuugt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spugen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spugen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van spugen.
- spuugde — w. Enkelvoud verleden tijd van spugen.
- spuugje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord spuug.
- spuugden — w. Meervoud verleden tijd van spugen.
- spuugjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord spuug.
- spuuglok — n. Tegen het voorhoofd geplakte haarlok (liefst met spuug, dat spreekt).
- spuugsel — n. Slijm en speeksel dat uit de mond is gespuugd. — n. Sputum uit de longen dat men uitspuugt. — n. Maaginhoud die men uitspuugt.
- spuug␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspugen. — w. Gebiedende wijs van uitspugen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspugen.
- spuugzat — bijv. Voornamelijk in onderstaande uitdrukking.
- spuugdoek — n. Doekje waarin de opgerispte melk die inmiddels een kwarkachtige…
- spuugsels — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord spuugsel.
- spuugt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspugen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspugen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitspugen.
- spuugde␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitspugen.
- spuuglokje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord spuuglok.
- spuugden␣uit — w. Meervoud verleden tijd van uitspugen.
- spuugdoeken — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord spuugdoek.
- spuugdoekje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord spuugdoek.
- spuuglelijk — bijv. Enorm lelijk.
- spuuglokjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord spuuglok.
- spuuglokken — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord spuuglok.
- spuugdoekjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord spuugdoek.
|