Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de zevende letter te kiezen
Klik om de zesde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Er zijn 21 woorden beginnend met SCHATEschater schaterde schaterden schaterden␣uit schaterde␣uit schateren schaterend schaterende schateren␣uit schaterlach schaterlachen schaterlachend schaterlachende schaterlachje schaterlachjes schaterlacht schaterlachte schaterlachten schatert schatert␣uit schater␣uit 35 definities gevonden- schater — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schateren. — w. Gebiedende wijs van schateren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schateren.
- schaterde — w. Enkelvoud verleden tijd van schateren.
- schaterden — w. Meervoud verleden tijd van schateren.
- schaterden␣uit — w. Meervoud verleden tijd van uitschateren.
- schaterde␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitschateren.
- schateren — w. Inergatief luidkeels lachen.
- schaterend — w. Onvoltooid deelwoord van schateren. — bijv. Luid, doordringend lachend.
- schaterende — w. Verbogen vorm van schaterend, het onvoltooid deelwoord van schateren.
- schateren␣uit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van uitschateren.
- schaterlach — n. Uiting van vreugde. — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaterlachen. — w. Gebiedende wijs van schaterlachen.
- schaterlachen — w. Inergatief luidkeels lachen. — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord schaterlach.
- schaterlachend — w. Onvoltooid deelwoord van schaterlachen.
- schaterlachende — w. Verbogen vorm van schaterlachend, het onvoltooid deelwoord van schaterlachen.
- schaterlachje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord schaterlach.
- schaterlachjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord schaterlach.
- schaterlacht — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaterlachen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaterlachen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van schaterlachen.
- schaterlachte — w. Enkelvoud verleden tijd van schaterlachen.
- schaterlachten — w. Meervoud verleden tijd van schaterlachen.
- schatert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schateren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schateren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van schateren.
- schatert␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitschateren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitschateren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitschateren.
- schater␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitschateren. — w. Gebiedende wijs van uitschateren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitschateren.
|