|
Lijst met woorden van 5 letters beginnend met Snelle modus Klik om de vierde letter te kiezen
Klik om de derde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 15 woorden van vijf letters beginnend met TROtroea troef troel troep Troje tromp tromt tronk -troof troon troop -troop trost trots trouw 34 definities gevonden- troea — n. (Jiddisch-Hebreeuws) het sjofarblazen, met name een bepaald…
- troef — n. (Kaartspel) een kaart van een kleur die hogere waarde heeft… — n. (Figuurlijk) een verborgen voordeel. — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van troeven.
- troel — n. Vrouw of meisje in het algemeen. — n. (Pejoratief) vrouw of meisje dat je niet leuk vind. — n. Liefkozend woordje voor een vrouw.
- troep — n. Rommel, rotzooi. — n. Groep.
- Troje — eig. (Toponiem) (mythologie) naam uit de mythologie voor het huidige Hisarlık.
- tromp — n. (Veroud.) iets wat een doffe klank voortgebrengt (blaashoorn… — n. Koepel of overgangslid om een vierhoekige onderbouw te geleiden… — n. (Veroud.) blazen op een trompet.
- tromt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trommen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trommen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van trommen.
- tronk — n. Boomstam waarvan het bovenste deel en de takken zijn afgehakt. — n. Onderste deel van een boom bestaand uit de wortels en een deel… — n. Afgeknotte boom of struik.
- -troof — Ter vorming van bijvoeglijk naamwoorden met de betekenis ‘(wijze…
- troon — n. (Adel) zetel waar een vorst op zit tijdens formele plechtigheden. — n. (Figuurlijk) het koningschap. — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tronen.
- troop — n. Figuurlijke uitdrukking.
- -troop — Ter vorming van woorden met de betekenis ‘veranderend, zich bewegend’…
- trost — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trossen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trossen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van trossen.
- trots — bijv. Erg blij met wat men (bereikt) heeft. — bijv. Vervuld van eigen grootheid. — bijv. (Pejoratief) verwaand, hoogmoedig, hoovaardig, hooghartig.
- trouw — n. Het zich houden aan een verbintenis. — n. Het huwelijk. — bijv. Op wie men steeds opnieuw een beroep kan doen.
Zie deze lijst voor:
| |