Lijst met woorden van 9 letters beginnend met Snelle modus Klik om de zesde letter te kiezen
Klik om de vijfde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 5 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 20 21
Er zijn 20 woorden van negen letters beginnend met THUISthuisclub thuisduel thuishonk thuishoor thuishoud thuishulp thuiskomt thuiskwam thuislaat thuisland thuisliet thuisloos thuisreis thuisstad thuistaal thuisteam thuiswerk thuisyoga thuiszege thuiszorg 29 definities gevonden- thuisclub — n. (Sport) de sportvereniging op wiens terrein de wedstrijd gespeeld…
- thuisduel — n. (Sport) wedstrijd die men op het eigen terrein speelt tegen…
- thuishonk — n. (Sport) (honkbal) hoekpunt van het honkbalveld waar de slagman… — n. (Figuurlijk) vertrouwde plaats van waaruit een ruimere omgeving… — n. (Figuurlijk) vaste ontmoetingsplaats van een bepaalde groep.
- thuishoor — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishoren.
- thuishoud — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishouden.
- thuishulp — n. De zorg voor hulpbehoevenden op het gebied van dagelijkse verzorging… — n. Iemand die hulpbehoevenden helpt op het gebied van dagelijkse…
- thuiskomt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuiskomen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuiskomen.
- thuiskwam — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van thuiskomen.
- thuislaat — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuislaten. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuislaten. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuislaten.
- thuisland — n. (Geschiedenis) een gebied met een beperkt zelfbestuur binnen… — n. Land waar iemand vandaan komt.
- thuisliet — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van thuislaten.
- thuisloos — bijv. Zonder vaste woon- of verblijfplaats.
- thuisreis — n. De tocht terug naar eigen land en woning na een vakantie of reis.
- thuisstad — n. De plaats waar iemand woont.
- thuistaal — n. De taal die men thuis spreek. — n. De manier van spreken thuis.
- thuisteam — n. (Sport) het sportteam dat bij een wedstrijd in de eigen stad…
- thuiswerk — n. Werk dat men thuis verricht. — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuiswerken.
- thuisyoga — n. Die yoga die men thuis beoefent.
- thuiszege — n. Het winnen van een wedstrijd op de locatie van de eigen sportclub.
- thuiszorg — n. Verzorging en verpleging die bij cliënten thuis wordt geleverd.
|