Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de negende letter te kiezen
Klik om de achtste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Er zijn 19 woorden beginnend met THUISWERthuiswereld thuiswerelden thuiswerk thuiswerkalarm thuiswerkalarmen thuiswerkalarmpje thuiswerkalarmpjes thuiswerken thuiswerkend thuiswerkende thuiswerkplek thuiswerkplekje thuiswerkplekjes thuiswerkplekken thuiswerkproduct thuiswerkproducten thuiswerkt thuiswerkte thuiswerkten 21 definities gevonden- thuiswereld — n. De plek waar iets of iemand thuis is of zich thuis voelt.
- thuiswerelden — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord thuiswereld.
- thuiswerk — n. Werk dat men thuis verricht. — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuiswerken.
- thuiswerkalarm — n. Bij slecht weer kunnen Belgische werknemers na afspraak met…
- thuiswerkalarmen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord thuiswerkalarm.
- thuiswerkalarmpje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord thuiswerkalarm.
- thuiswerkalarmpjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord thuiswerkalarm.
- thuiswerken — w. Arbeid verrichten in de eigen woning en dus niet op kantoor…
- thuiswerkend — w. Onvoltooid deelwoord van thuiswerken.
- thuiswerkende — w. Verbogen vorm van thuiswerkend, het onvoltooid deelwoord van thuiswerken.
- thuiswerkplek — n. Een plek in eigen huis waar men het werk doet.
- thuiswerkplekje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord thuiswerkplek.
- thuiswerkplekjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord thuiswerkplek.
- thuiswerkplekken — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord thuiswerkplek.
- thuiswerkproduct — n. Een technologisch product waardoor een werknemer in plaats…
- thuiswerkproducten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord thuiswerkproduct.
- thuiswerkt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuiswerken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuiswerken.
- thuiswerkte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van thuiswerken.
- thuiswerkten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van thuiswerken.
|