Lijst met woorden van 8 letters beginnend met Snelle modus Klik om de vijfde letter te kiezen
Klik om de vierde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 25 woorden van acht letters beginnend met UITZuitzaagt uitzaait uitzagen uitzakte uitzaten uitzeges uitzeilt uitzendt uitzetje uitzette uitzicht uitziekt uitziend uitzingt uitzocht uitzoekt uitzogen uitzoomt uitzuigt uitzwaai uitzweer uitzweet uitzwemt uitzwerm uitzwoor 43 definities gevonden- uitzaagt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzagen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzagen.
- uitzaait — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzaaien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzaaien.
- uitzagen — w. Overgankelijk door zagen wegnemen uit (een plaat). — w. Overgankelijk door zagen uit iets vormen. — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitzien.
- uitzakte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitzakken.
- uitzaten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitzitten.
- uitzeges — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord uitzege.
- uitzeilt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzeilen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzeilen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitzeilen.
- uitzendt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzenden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzenden.
- uitzetje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord uitzet.
- uitzette — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitzetten.
- uitzicht — n. Wat men van de omgeving vanaf een bepaalde plek kan zien. — n. Verwachting, iets waar men naar kan uitzien.
- uitziekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzieken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzieken.
- uitziend — w. Onvoltooid deelwoord van uitzien. — bijv. Een aanblik hebbend.
- uitzingt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzingen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzingen.
- uitzocht — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitzoeken.
- uitzoekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzoeken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzoeken.
- uitzogen — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitzuigen.
- uitzoomt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzoomen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzoomen.
- uitzuigt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzuigen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzuigen.
- uitzwaai — n. Zwaai naar buiten. — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwaaien.
- uitzweer — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzweren.
- uitzweet — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzweten. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzweten. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzweten.
- uitzwemt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwemmen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwemmen.
- uitzwerm — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwermen.
- uitzwoor — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitzweren.
|