Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de vijfde letter te kiezen
Klik om de vierde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 5 6 7 8 9 10 11
Er zijn 24 woorden beginnend met UITJuitjaag uitjaagde uitjaagden uitjaagt uitjagen uitjagend uitje uitjes uitjoeg uitjoegen uitjoel uitjoelde uitjoelden uitjoelen uitjoelend uitjoelende uitjoelt uitjouw uitjouwde uitjouwden uitjouwen uitjouwend uitjouwende uitjouwt 30 definities gevonden- uitjaag — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjagen.
- uitjaagde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitjagen.
- uitjaagden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitjagen.
- uitjaagt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjagen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjagen.
- uitjagen — w. Overgankelijk een persoon of dier dwingen een plek te verlaten.
- uitjagend — w. Onvoltooid deelwoord van uitjagen.
- uitje — n. Een gelegenheid waarbij mensen uitgaan en vertier zoeken. — n. (Plantkunde) (voeding) Allium cepa verkleinwoord enkelvoud van ui. — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ui.
- uitjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord ui. — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord uitje.
- uitjoeg — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitjagen.
- uitjoegen — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitjagen.
- uitjoel — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjoelen.
- uitjoelde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitjoelen.
- uitjoelden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitjoelen.
- uitjoelen — w. Overgankelijk met veel lawaai iemand beledigen.
- uitjoelend — w. Onvoltooid deelwoord van uitjoelen.
- uitjoelende — w. Verbogen vorm van uitjoelend, het onvoltooid deelwoord van uitjoelen.
- uitjoelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjoelen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjoelen.
- uitjouw — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjouwen.
- uitjouwde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitjouwen.
- uitjouwden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitjouwen.
- uitjouwen — w. Overgankelijk honend toeroepen.
- uitjouwend — w. Onvoltooid deelwoord van uitjouwen.
- uitjouwende — w. Verbogen vorm van uitjouwend, het onvoltooid deelwoord van uitjouwen.
- uitjouwt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjouwen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjouwen.
|