|
Lijst met woorden beginnend met Snelle modus Klik om de zevende letter te kiezen
Klik om de zesde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 9 10 11 12 13 14
Er zijn 23 woorden beginnend met UNIFORuniform —— uniformen —— uniformeer uniformjas uniformpet uniformpje uniformrok —— uniformeert uniformeren uniformpjes —— uniformeerde uniformerend uniformiteit uniformjasje uniformrokje —— uniformeerden uniformerende uniformjasjes uniformjassen uniformpetten uniformrokjes uniformrokken —— uniformiteiten 33 definities gevonden- uniform — n. Gelijke, vaak voorgeschreven, kleding. — n. (Spellingsalfabet) spelwoord van het ITU/NAVO-spellingalfabet… — bijv. Éénvormig, gelijkvormig.
- uniformen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord uniform.
- uniformeer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uniformeren. — w. Gebiedende wijs van uniformeren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uniformeren.
- uniformjas — n. (Kleding) over andere kleding gedragen bedekking van armen…
- uniformpet — n. Een plat hoofddeksel dat hoort bij een uniform.
- uniformpje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord uniform.
- uniformrok — n. (Kleding) onderdeel van de volgens voorschrift gelijke kleren… — n. (Kleding) (verouderd) jasje dat de bovenkant van de broek op…
- uniformeert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uniformeren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uniformeren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uniformeren.
- uniformeren — w. Aan elkaar gelijk maken; eenvormig maken. — w. Kleden in een uniform.
- uniformpjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord uniform.
- uniformeerde — w. Enkelvoud verleden tijd van uniformeren.
- uniformerend — w. Onvoltooid deelwoord van uniformeren.
- uniformiteit — n. Het uniform zijn. — n. Eenvormigheid, gelijkvormigheid. — n. Eentonigheid.
- uniformjasje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord uniformjas.
- uniformrokje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord uniformrok.
- uniformeerden — w. Meervoud verleden tijd van uniformeren.
- uniformerende — w. Verbogen vorm van uniformerend, het onvoltooid deelwoord van uniformeren.
- uniformjasjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord uniformjas.
- uniformjassen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord uniformjas.
- uniformpetten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord uniformpet.
- uniformrokjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord uniformrok.
- uniformrokken — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord uniformrok.
- uniformiteiten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord uniformiteit.
Zie deze lijst voor:
| |