|
Lijst met woorden van 9 letters beginnend met Snelle modus Klik om de zesde letter te kiezen
Klik om de vijfde letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 23 woorden van negen letters beginnend met VOORSvoorschip voorschot voorslaan voorslaat voorsloeg voorsmaak voorsneed voorsnijd voorspant voorspeel voorspeld voorspelt voorspoed voorspook voorsprak voorstaan voorstaat voorsteek voorstelt voorstemt voorstoel voorstond voorstoot 32 definities gevonden- voorschip — n. Voorste deel van een schip.
- voorschot — n. Een vervroegde betaling op het loon.
- voorslaan — w. Voorstellen, voordragen.
- voorslaat — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorslaan. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorslaan.
- voorsloeg — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorslaan.
- voorsmaak — n. Een smaak gewaarwording hebben voordat men iets echt eet of…
- voorsneed — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorsnijden.
- voorsnijd — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorsnijden.
- voorspant — n. (Scheepvaart) spant van het voorschip. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspannen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspannen.
- voorspeel — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspelen.
- voorspeld — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspelden.
- voorspelt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspellen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspellen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorspellen.
- voorspoed — n. Dat het goed gaat.
- voorspook — n. Voorspelling, voorteken.
- voorsprak — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorspreken.
- voorstaan — w. Overgankelijk onderschrijven, steunen. — w. Wederkerend zich laten ~: zich beroepen op, zichzelf roemen om.
- voorstaat — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorstaan. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorstaan.
- voorsteek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorsteken.
- voorstelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorstellen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorstellen.
- voorstemt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorstemmen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorstemmen.
- voorstoel — n. De stoel vooraan van iets (meestal in een auto of op een fiets).
- voorstond — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorstaan.
- voorstoot — n. Was waarmee bijen de kieren en reten van een bijenkorf afsluiten.
| |