Lijst met woorden eindigend met Snelle modus Klik om de zesde tot laatste letter te kiezen
Klik om de zesde tot laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11
Er zijn 23 woorden eindigend met DVOORbad␣voor bid␣voor midvoor —— bind␣voor bond␣voor deed␣voor houd␣voor leid␣voor reed␣voor rijd␣voor trad␣voor wend␣voor —— hield␣voor sneed␣voor snijd␣voor speld␣voor stond␣voor treed␣voor —— behoed␣voor behoud␣voor bereid␣voor geleid␣voor —— behield␣voor 49 definities gevonden- bad␣voor — w. Enkelvoud verleden tijd van voorbidden.
- bid␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbidden. — w. Gebiedende wijs van voorbidden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbidden.
- midvoor — n. (Voetbal) middelste speler in de voorhoede.
- bind␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbinden. — w. Gebiedende wijs van voorbinden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbinden.
- bond␣voor — w. Enkelvoud verleden tijd van voorbinden.
- deed␣voor — w. Enkelvoud verleden tijd van voordoen.
- houd␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorhouden. — w. Gebiedende wijs van voorhouden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorhouden.
- leid␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorleiden. — w. Gebiedende wijs van voorleiden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorleiden.
- reed␣voor — w. Enkelvoud verleden tijd van voorrijden.
- rijd␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorrijden. — w. Gebiedende wijs van voorrijden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorrijden.
- trad␣voor — w. Enkelvoud verleden tijd van voortreden.
- wend␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorwenden. — w. Gebiedende wijs van voorwenden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorwenden.
- hield␣voor — w. Enkelvoud verleden tijd van voorhouden.
- sneed␣voor — w. Enkelvoud verleden tijd van voorsnijden.
- snijd␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorsnijden. — w. Gebiedende wijs van voorsnijden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorsnijden.
- speld␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspelden. — w. Gebiedende wijs van voorspelden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspelden.
- stond␣voor — w. Enkelvoud verleden tijd van voorstaan.
- treed␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortreden. — w. Gebiedende wijs van voortreden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortreden.
- behoed␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbehoeden. — w. Gebiedende wijs van voorbehoeden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbehoeden.
- behoud␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbehouden. — w. Gebiedende wijs van voorbehouden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbehouden.
- bereid␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbereiden. — w. Gebiedende wijs van voorbereiden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbereiden.
- geleid␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorgeleiden. — w. Gebiedende wijs van voorgeleiden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorgeleiden.
- behield␣voor — w. Enkelvoud verleden tijd van voorbehouden.
|