Lijst met woorden eindigend met Snelle modus Klik om de zevende tot laatste letter te kiezen
Klik om de zevende tot laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Er zijn 24 woorden eindigend met DERUITonderuit —— zonder␣uit —— eronderuit ga␣onderuit plunder␣uit —— zak␣onderuit —— gaan␣onderuit gaat␣onderuit ging␣onderuit haal␣onderuit zakt␣onderuit —— haalt␣onderuit halen␣onderuit schop␣onderuit zakte␣onderuit —— gingen␣onderuit haalde␣onderuit schopt␣onderuit zakken␣onderuit zakten␣onderuit —— haalden␣onderuit schopte␣onderuit —— schoppen␣onderuit schopten␣onderuit 46 definities gevonden- onderuit — bijw. Bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord: waarbij… — bijw. Prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord… — bijw. Prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord…
- zonder␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzonderen. — w. Gebiedende wijs van uitzonderen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzonderen.
- eronderuit — bijw. Onder het genoemde of bedoelde uit.
- ga␣onderuit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitgaan. — w. Gebiedende wijs van onderuitgaan. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitgaan.
- plunder␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitplunderen. — w. Gebiedende wijs van uitplunderen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitplunderen.
- zak␣onderuit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitzakken. — w. Gebiedende wijs van onderuitzakken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd…
- gaan␣onderuit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van onderuitgaan.
- gaat␣onderuit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitgaan. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitgaan. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van onderuitgaan.
- ging␣onderuit — w. Enkelvoud verleden tijd van onderuitgaan.
- haal␣onderuit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuithalen. — w. Gebiedende wijs van onderuithalen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuithalen.
- zakt␣onderuit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitzakken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitzakken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van onderuitzakken.
- haalt␣onderuit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuithalen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuithalen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van onderuithalen.
- halen␣onderuit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van onderuithalen.
- schop␣onderuit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitschoppen. — w. Gebiedende wijs van onderuitschoppen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd…
- zakte␣onderuit — w. Enkelvoud verleden tijd van onderuitzakken.
- gingen␣onderuit — w. Meervoud verleden tijd van onderuitgaan.
- haalde␣onderuit — w. Enkelvoud verleden tijd van onderuithalen.
- schopt␣onderuit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitschoppen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitschoppen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van onderuitschoppen.
- zakken␣onderuit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van onderuitzakken.
- zakten␣onderuit — w. Meervoud verleden tijd van onderuitzakken.
- haalden␣onderuit — w. Meervoud verleden tijd van onderuithalen.
- schopte␣onderuit — w. Enkelvoud verleden tijd van onderuitschoppen.
- schoppen␣onderuit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van onderuitschoppen.
- schopten␣onderuit — w. Meervoud verleden tijd van onderuitschoppen.
|