Lijst met woorden van 8 letters eindigend met Snelle modus Klik om de vijfde tot laatste letter te kiezen
Klik om de vijfde tot laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Er zijn 24 woorden van acht letters eindigend met ERUGbel␣terug doe␣terug duw␣terug gaf␣terug had␣terug hou␣terug kom␣terug las␣terug leg␣terug nam␣terug pak␣terug ren␣terug rij␣terug sla␣terug tel␣terug val␣terug win␣terug won␣terug zag␣terug zak␣terug zeg␣terug zei␣terug zet␣terug zie␣terug 56 definities gevonden- bel␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugbellen. — w. Gebiedende wijs van terugbellen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugbellen.
- doe␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugdoen. — w. Gebiedende wijs van terugdoen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugdoen.
- duw␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugduwen. — w. Gebiedende wijs van terugduwen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugduwen.
- gaf␣terug — w. Enkelvoud verleden tijd van teruggeven.
- had␣terug — w. Enkelvoud verleden tijd van terughebben.
- hou␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terughouden. — w. Gebiedende wijs van terughouden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terughouden.
- kom␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugkomen. — w. Gebiedende wijs van terugkomen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugkomen.
- las␣terug — w. Enkelvoud verleden tijd van teruglezen.
- leg␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugleggen. — w. Gebiedende wijs van terugleggen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugleggen.
- nam␣terug — w. Enkelvoud verleden tijd van terugnemen.
- pak␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugpakken. — w. Gebiedende wijs van terugpakken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugpakken.
- ren␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugrennen. — w. Gebiedende wijs van terugrennen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugrennen.
- rij␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugrijden. — w. Gebiedende wijs van terugrijden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugrijden.
- sla␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugslaan. — w. Gebiedende wijs van terugslaan. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugslaan.
- tel␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugtellen. — w. Gebiedende wijs van terugtellen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugtellen.
- val␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugvallen. — w. Gebiedende wijs van terugvallen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugvallen.
- win␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugwinnen. — w. Gebiedende wijs van terugwinnen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugwinnen.
- won␣terug — w. Enkelvoud verleden tijd van terugwinnen.
- zag␣terug — w. Enkelvoud verleden tijd van terugzien.
- zak␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugzakken. — w. Gebiedende wijs van terugzakken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugzakken.
- zeg␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugzeggen. — w. Gebiedende wijs van terugzeggen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugzeggen.
- zei␣terug — w. Enkelvoud verleden tijd van terugzeggen.
- zet␣terug — w. Enkelvoud tegenwoordige tijd van terugzetten#gebiedende wijs…
- zie␣terug — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugzien. — w. Gebiedende wijs van terugzien. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugzien.
|