Lijst met woorden eindigend met Snelle modus Klik om de zesde tot laatste letter te kiezen
Klik om de zesde tot laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9
Er zijn 15 woorden eindigend met EKUITboek␣uit breek␣uit keek␣uit koekuit lek␣uit rek␣uit spreek␣uit steek␣uit streek␣uit strek␣uit trek␣uit vloek␣uit week␣uit ziek␣uit zoek␣uit 39 definities gevonden- boek␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitboeken. — w. Gebiedende wijs van uitboeken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitboeken.
- breek␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreken. — w. Gebiedende wijs van uitbreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreken.
- keek␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitkijken.
- koekuit — n. Koekoek.
- lek␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlekken. — w. Gebiedende wijs van uitlekken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlekken.
- rek␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrekken. — w. Gebiedende wijs van uitrekken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrekken.
- spreek␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken. — w. Gebiedende wijs van uitspreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken.
- steek␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsteken. — w. Gebiedende wijs van uitsteken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsteken.
- streek␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitstrijken.
- strek␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstrekken. — w. Gebiedende wijs van uitstrekken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstrekken.
- trek␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uittrekken. — w. Gebiedende wijs van uittrekken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uittrekken.
- vloek␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvloeken. — w. Gebiedende wijs van uitvloeken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvloeken.
- week␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitwijken. — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitweken. — w. Gebiedende wijs van uitweken.
- ziek␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzieken. — w. Gebiedende wijs van uitzieken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzieken.
- zoek␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzoeken. — w. Gebiedende wijs van uitzoeken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzoeken.
|