Lijst met woorden eindigend met Snelle modus Klik om de vijfde tot laatste letter te kiezen
Klik om de vijfde tot laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9
Er zijn 23 woorden eindigend met MTAFdamt␣af kamt␣af komt␣af remt␣af —— klemt␣af klimt␣af naamt␣af neemt␣af roomt␣af ruimt␣af stamt␣af stemt␣af toomt␣af vormt␣af zeemt␣af zoomt␣af zwemt␣af —— braamt␣af stoomt␣af stormt␣af —— schermt␣af schuimt␣af stroomt␣af 67 definities gevonden- damt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdammen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdammen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afdammen.
- kamt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkammen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkammen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afkammen.
- komt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkomen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkomen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afkomen.
- remt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afremmen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afremmen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afremmen.
- klemt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afklemmen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afklemmen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afklemmen.
- klimt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afklimmen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afklimmen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afklimmen.
- naamt␣af — w. Gij-vorm verleden tijd van afnemen.
- neemt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afnemen.
- roomt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afromen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afromen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afromen.
- ruimt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afruimen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afruimen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afruimen.
- stamt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstammen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstammen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afstammen.
- stemt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstemmen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstemmen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afstemmen.
- toomt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftomen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftomen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aftomen.
- vormt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvormen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvormen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afvormen.
- zeemt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afzemen.
- zoomt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzomen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzomen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afzomen.
- zwemt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzwemmen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzwemmen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afzwemmen.
- braamt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbramen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbramen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afbramen.
- stoomt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstomen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstomen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afstomen.
- stormt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstormen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstormen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afstormen.
- schermt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschermen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschermen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afschermen.
- schuimt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschuimen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschuimen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afschuimen.
- stroomt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstromen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstromen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afstromen.
|