Lijst met woorden eindigend met Snelle modus Klik om de vijfde tot laatste letter te kiezen
Klik om de vijfde tot laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 4 6 7 8 9
Er zijn 18 woorden eindigend met MUITadem␣uit gom␣uit gum␣uit kam␣uit kom␣uit kraam␣uit kwam␣uit muit nam␣uit neem␣uit ruim␣uit stoom␣uit stroom␣uit wasem␣uit zoom␣uit zwem␣uit zwerm␣uit zwom␣uit 47 definities gevonden- adem␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitademen. — w. Gebiedende wijs van uitademen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitademen.
- gom␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgommen. — w. Gebiedende wijs van uitgommen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgommen.
- gum␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgummen. — w. Gebiedende wijs van uitgummen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgummen.
- kam␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkammen. — w. Gebiedende wijs van uitkammen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkammen.
- kom␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkomen. — w. Gebiedende wijs van uitkomen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkomen.
- kraam␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkramen. — w. Gebiedende wijs van uitkramen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkramen.
- kwam␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitkomen.
- muit — n. (Verouderd) kooi voor vogels. — w. Enkelvoud tegenwoordige tijd van muiten#gebiedende wijs van muiten.
- nam␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitnemen.
- neem␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitnemen. — w. Gebiedende wijs van uitnemen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitnemen.
- ruim␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitruimen. — w. Gebiedende wijs van uitruimen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitruimen.
- stoom␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstomen. — w. Gebiedende wijs van uitstomen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstomen.
- stroom␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstromen. — w. Gebiedende wijs van uitstromen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstromen.
- wasem␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwasemen. — w. Gebiedende wijs van uitwasemen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwasemen.
- zoom␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzoomen. — w. Gebiedende wijs van uitzoomen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzoomen.
- zwem␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwemmen. — w. Gebiedende wijs van uitzwemmen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwemmen.
- zwerm␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwermen. — w. Gebiedende wijs van uitzwermen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwermen.
- zwom␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitzwemmen.
|