Lijst met woorden eindigend met Snelle modus Klik om de zesde tot laatste letter te kiezen
Klik om de zesde tot laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10
Er zijn 15 woorden eindigend met MTUITgomt␣uit gumt␣uit kamt␣uit komt␣uit —— ademt␣uit naamt␣uit neemt␣uit ruimt␣uit zoomt␣uit zwemt␣uit —— kraamt␣uit stoomt␣uit wasemt␣uit zwermt␣uit —— stroomt␣uit 43 definities gevonden- gomt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgommen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgommen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitgommen.
- gumt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgummen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgummen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitgummen.
- kamt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkammen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkammen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitkammen.
- komt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkomen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkomen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitkomen.
- ademt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitademen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitademen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitademen.
- naamt␣uit — w. Gij-vorm verleden tijd van uitnemen.
- neemt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitnemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitnemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitnemen.
- ruimt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitruimen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitruimen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitruimen.
- zoomt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzoomen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzoomen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitzoomen.
- zwemt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwemmen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwemmen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitzwemmen.
- kraamt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkramen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkramen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitkramen.
- stoomt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstomen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstomen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitstomen.
- wasemt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwasemen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwasemen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitwasemen.
- zwermt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwermen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwermen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitzwermen.
- stroomt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstromen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstromen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitstromen.
|