Lijst met woorden eindigend met Snelle modus Klik om de zesde tot laatste letter te kiezen
Klik om de zesde tot laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Er zijn 24 woorden eindigend met ROEITaaneengroeit aangroeit aanroeit afroeit begroeit besproeit broeit dichtgroeit dichtschroeit groeit ingroeit ontgroeit opgroeit oproeit overgroeit roeit scheefgroeit schroeit sproeit uitgroeit uitroeit vergroeit verschroeit volgroeit 60 definities gevonden- aaneengroeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd… — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneengroeien.
- aangroeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangroeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangroeien.
- aanroeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanroeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanroeien.
- afroeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afroeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afroeien.
- begroeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van begroeien.
- besproeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besproeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besproeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van besproeien.
- broeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van broeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van broeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van broeien.
- dichtgroeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichtgroeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichtgroeien.
- dichtschroeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd… — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd…
- groeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van groeien.
- ingroeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ingroeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ingroeien.
- ontgroeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontgroeien.
- opgroeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opgroeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opgroeien.
- oproeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oproeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oproeien.
- overgroeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overgroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overgroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van overgroeien.
- roeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van roeien.
- scheefgroeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd… — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheefgroeien.
- schroeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van schroeien.
- sproeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sproeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sproeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van sproeien.
- uitgroeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgroeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitgroeien.
- uitroeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitroeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitroeien.
- vergroeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van vergroeien.
- verschroeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van verschroeien.
- volgroeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volgroeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volgroeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van volgroeien.
|