Lijst met woorden van 12 letters bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 23 woorden van twaalf letters bevattend met AMENScameramensen cameramensje denisovamens examenstress hertentamens kerstexamens oefenexamens proefexamens samenscholen samenschoolt samensmelten samensmolten samenspanden samenspannen samenspeelde samenspelend samenspellen samenspraken samenstelden samenstellen samensteller samenstromen samenstroomt 28 definities gevonden- cameramensen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord cameramens.
- cameramensje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord cameramens.
- denisovamens — n. (Primaten) Homo denisova een uitgestorven mensachtige uit het…
- examenstress — n. De stress die bij het voorbereiden voor en het maken van examens…
- hertentamens — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord hertentamen.
- kerstexamens — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord kerstexamen.
- oefenexamens — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord oefenexamen.
- proefexamens — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord proefexamen.
- samenscholen — w. Van een groot aantal individuele mensen dat ze zich verenigen… — w. Tot één groep verenigen van andere zaken dan mensen.
- samenschoolt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenscholen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenscholen.
- samensmelten — w. Ergatief door smelten tot een geheel worden. — w. Overgankelijk door smelten tot een geheel maken.
- samensmolten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van samensmelten.
- samenspanden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van samenspannen.
- samenspannen — w. Inergatief (politiek) een groep bijeenbrengen om geheime, vaak…
- samenspeelde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van samenspelen.
- samenspelend — w. Onvoltooid deelwoord van samenspelen.
- samenspellen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord samenspel.
- samenspraken — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord samenspraak.
- samenstelden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van samenstellen.
- samenstellen — w. Overgankelijk meerdere uitgekozen zaken tot een geheel maken. — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord samenstel.
- samensteller — n. (Beroep) iemand die iets samen stelt.
- samenstromen — w. Ergatief in groten getale bijeenkomen.
- samenstroomt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenstromen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenstromen.
Zie deze lijst voor:
|