|
Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een achtste letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Er zijn 25 woorden bevattend met AANEENHaaneenhang aaneenhangen aaneenhangend aaneenhangende aaneenhangt aaneenhecht aaneenhechten aaneenhechtend aaneenhechtende aaneenhechting aaneenhechtingen aaneenhechtinkje aaneenhechtinkjes aaneenhechtte aaneenhechtten aaneenhield aaneenhielden aaneenhing aaneenhingen aaneenhou aaneenhoud aaneenhouden aaneenhoudend aaneenhoudende aaneenhoudt 30 definities gevonden- aaneenhang — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenhangen.
- aaneenhangen — w. Absoluut losjes aan elkaar hangen, vooral figuurlijk.
- aaneenhangend — w. Onvoltooid deelwoord van aaneenhangen.
- aaneenhangende — w. Verbogen vorm van aaneenhangend, het onvoltooid deelwoord van aaneenhangen.
- aaneenhangt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenhangen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenhangen.
- aaneenhecht — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd… — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd… — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenhechten.
- aaneenhechten — w. Overgankelijk aan elkaar vast hechten.
- aaneenhechtend — w. Onvoltooid deelwoord van aaneenhechten.
- aaneenhechtende — w. Verbogen vorm van aaneenhechtend, het onvoltooid deelwoord van aaneenhechten.
- aaneenhechting — n. Het aan elkaar vasthechten. — n. Het aan elkaar vastgehecht zijn.
- aaneenhechtingen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord aaneenhechting.
- aaneenhechtinkje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord aaneenhechting.
- aaneenhechtinkjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord aaneenhechting.
- aaneenhechtte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aaneenhechten.
- aaneenhechtten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van aaneenhechten.
- aaneenhield — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aaneenhouden.
- aaneenhielden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van aaneenhouden.
- aaneenhing — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aaneenhangen.
- aaneenhingen — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van aaneenhangen.
- aaneenhou — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenhouden.
- aaneenhoud — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenhouden.
- aaneenhouden — w. Overgankelijk zorgen dat twee of meer dingen een geheel blijven.
- aaneenhoudend — w. Onvoltooid deelwoord van aaneenhouden.
- aaneenhoudende — w. Verbogen vorm van aaneenhoudend, het onvoltooid deelwoord van aaneenhouden.
- aaneenhoudt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenhouden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenhouden.
| |