Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12 13 14 16
Er zijn 22 woorden bevattend met BRAAKTbraakt —— braakte —— braakten —— braakt␣aan braakt␣uit leebraakt radbraakt uitbraakt —— braakte␣uit leebraakte radbraakte uitbraakte —— braakten␣uit geradbraakt leebraakten nachtbraakt radbraakten uitbraakten —— nachtbraakte —— nachtbraakten —— afbraakterrein —— afbraakterreinen 34 definities gevonden- braakt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van braken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van braken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van braken.
- braakte — w. Enkelvoud verleden tijd van braken.
- braakten — w. Meervoud verleden tijd van braken.
- braakt␣aan — w. Gij-vorm verleden tijd van aanbreken.
- braakt␣uit — w. Gij-vorm verleden tijd van uitbreken. — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbraken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbraken.
- leebraakt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leebraken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leebraken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van leebraken.
- radbraakt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van radbraken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van radbraken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van radbraken.
- uitbraakt — w. (In een bijzin) gij-vorm verleden tijd van uitbreken. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbraken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbraken.
- braakte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitbraken.
- leebraakte — w. Enkelvoud verleden tijd van leebraken.
- radbraakte — w. Enkelvoud verleden tijd van radbraken.
- uitbraakte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitbraken.
- braakten␣uit — w. Meervoud verleden tijd van uitbraken.
- geradbraakt — bijv. Erg moe.
- leebraakten — w. Meervoud verleden tijd van leebraken.
- nachtbraakt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nachtbraken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nachtbraken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van nachtbraken.
- radbraakten — w. Meervoud verleden tijd van radbraken.
- uitbraakten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitbraken.
- nachtbraakte — w. Enkelvoud verleden tijd van nachtbraken.
- nachtbraakten — w. Meervoud verleden tijd van nachtbraken.
- afbraakterrein — n. Plaats waar de bebouwing is gesloopt.
- afbraakterreinen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord afbraakterrein.
|