Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een achtste letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12 13
Er zijn 22 woorden bevattend met BESTEEDaanbesteed aanbesteedde aanbesteedden aanbesteedt besteed besteed␣aan besteedbaar besteedde besteedde␣aan besteedden besteedden␣aan besteedden␣uit besteedde␣uit besteedt besteedt␣aan besteedt␣uit besteed␣uit uitbesteed uitbesteedde uitbesteedden uitbesteedt welbesteed 36 definities gevonden- aanbesteed — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbesteden.
- aanbesteedde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanbesteden.
- aanbesteedden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van aanbesteden.
- aanbesteedt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbesteden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbesteden.
- besteed — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besteden. — w. Gebiedende wijs van besteden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besteden.
- besteed␣aan — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbesteden. — w. Gebiedende wijs van aanbesteden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbesteden.
- besteedbaar — bijv. Wat je aan middelen (geld, tijd of moeite) wilt of kunt…
- besteedde — w. Enkelvoud verleden tijd van besteden.
- besteedde␣aan — w. Enkelvoud verleden tijd van aanbesteden.
- besteedden — w. Meervoud verleden tijd van besteden.
- besteedden␣aan — w. Meervoud verleden tijd van aanbesteden.
- besteedden␣uit — w. Meervoud verleden tijd van uitbesteden.
- besteedde␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitbesteden.
- besteedt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besteden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besteden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van besteden.
- besteedt␣aan — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbesteden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbesteden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanbesteden.
- besteedt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbesteden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbesteden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitbesteden.
- besteed␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbesteden. — w. Gebiedende wijs van uitbesteden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbesteden.
- uitbesteed — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbesteden.
- uitbesteedde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitbesteden.
- uitbesteedden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitbesteden.
- uitbesteedt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbesteden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbesteden.
- welbesteed — bijv. Tijd, geld en moeite die je voor iets hebt gebruikt waar…
|