|
Lijst met woorden van 11 letters bevattend met Snelle modus Klik om een vijfde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 24 woorden van elf letters bevattend met CHEIafscheidden afscheidend afscheiders afscheiding afscheidjes bescheidden bescheidend celscheider eoarcheïcum manicheïsme onderscheid scheidden␣af scheidde␣uit scheiden␣uit scheidertje scheidingen scheidinkje scheidslijn scheidsmuur scheikundig uitscheidde uitscheiden verscheidde verscheiden 36 definities gevonden- afscheidden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van afscheiden. — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van zich afscheiden.
- afscheidend — w. Onvoltooid deelwoord van afscheiden.
- afscheiders — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord afscheider.
- afscheiding — n. Wat afgescheiden wordt, wat uiteen gaat. — n. Datgene wat zaken scheidt. — n. Het uiteengaan van twee organisaties of staten.
- afscheidjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord afscheid.
- bescheidden — w. Meervoud verleden tijd van bescheiden.
- bescheidend — w. Onvoltooid deelwoord van bescheiden.
- celscheider — n. Apparaat dat het bloed van donors in aparte bloeddeeltjes scheidt.
- eoarcheïcum — n. (Geologie) geologisch tijdperk, eerste era van het archaïcum…
- manicheïsme — n. (Religie), (filosofie) openbaringsreligie uit de late oudheid… — n. (Figuurlijk) denkwijze waarin de tegenstelling tussen goed…
- onderscheid — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderscheiden. — w. Gebiedende wijs van onderscheiden. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderscheiden.
- scheidden␣af — w. Meervoud verleden tijd van afscheiden.
- scheidde␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitscheiden.
- scheiden␣uit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van uitscheiden.
- scheidertje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord scheider.
- scheidingen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord scheiding.
- scheidinkje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord scheiding.
- scheidslijn — n. Grens tussen twee gebieden. — n. (Figuurlijk) scheiding tussen twee zaken of groepen met als…
- scheidsmuur — n. Muur die een scheiding tussen twee vertrekken vormt. — n. (Figuurlijk) een niet fysieke scheiding tussen twee groepen.
- scheikundig — bijv. Dat wat tot de scheikunde behoort, volgens de scheikunde.
- uitscheidde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitscheiden.
- uitscheiden — w. Ergatief ~ met ergens mee ophouden, stoppen. — w. Ergatief, (pregnant) ~ over niet langer over iets praten (in… — w. Overgankelijk een stof het lichaam laten verlaten.
- verscheidde — w. Enkelvoud verleden tijd van verscheiden.
- verscheiden — w. Ergatief (eufemisme) overlijden, doodgaan. — n. Dood, overlijden. — bijv. Van variërende aard, verschillend.
Zie deze lijst voor:
| |