Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 9 10 11 12 13
Er zijn 24 woorden bevattend met CIEERassocieer officieer —— apprecieer associeert denuncieer deprecieer dissocieer officieert —— apprecieert associeerde denuncieert deprecieert dissocieert officieerde —— apprecieerde associeerden denuncieerde deprecieerde dissocieerde officieerden —— apprecieerden denuncieerden deprecieerden dissocieerden 48 definities gevonden- associeer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van associëren. — w. Gebiedende wijs van associëren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van associëren.
- officieer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van officiëren. — w. Gebiedende wijs van officiëren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van officiëren.
- apprecieer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van appreciëren. — w. Gebiedende wijs van appreciëren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van appreciëren.
- associeert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van associëren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van associëren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van associëren.
- denuncieer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van denunciëren. — w. Gebiedende wijs van denunciëren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van denunciëren.
- deprecieer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depreciëren. — w. Gebiedende wijs van depreciëren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depreciëren.
- dissocieer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dissociëren. — w. Gebiedende wijs van dissociëren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dissociëren.
- officieert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van officiëren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van officiëren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van officiëren.
- apprecieert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van appreciëren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van appreciëren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van appreciëren.
- associeerde — w. Enkelvoud verleden tijd van associëren.
- denuncieert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van denunciëren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van denunciëren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van denunciëren.
- deprecieert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depreciëren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depreciëren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van depreciëren.
- dissocieert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dissociëren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dissociëren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van dissociëren.
- officieerde — w. Enkelvoud verleden tijd van officiëren.
- apprecieerde — w. Enkelvoud verleden tijd van appreciëren.
- associeerden — w. Meervoud verleden tijd van associëren.
- denuncieerde — w. Enkelvoud verleden tijd van denunciëren.
- deprecieerde — w. Enkelvoud verleden tijd van depreciëren.
- dissocieerde — w. Enkelvoud verleden tijd van dissociëren.
- officieerden — w. Meervoud verleden tijd van officiëren.
- apprecieerden — w. Meervoud verleden tijd van appreciëren.
- denuncieerden — w. Meervoud verleden tijd van denunciëren.
- deprecieerden — w. Meervoud verleden tijd van depreciëren.
- dissocieerden — w. Meervoud verleden tijd van dissociëren.
|