Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een achtste letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 10 11 12 14
Er zijn 21 woorden bevattend met CHAKELTaaneenschakelt aanschakelt afschakelt doorschakelt gelijkschakelt inschakelt omschakelt overschakelt schakelt schakelt␣aan schakelt␣aaneen schakelt␣af schakelt␣door schakelt␣gelijk schakelt␣in schakeltje schakeltjes schakelt␣om schakelt␣over schakelt␣uit uitschakelt 50 definities gevonden- aaneenschakelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd… — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd…
- aanschakelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschakelen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschakelen.
- afschakelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschakelen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschakelen.
- doorschakelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd… — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorschakelen.
- gelijkschakelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd… — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd…
- inschakelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inschakelen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inschakelen.
- omschakelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omschakelen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omschakelen.
- overschakelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd… — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschakelen.
- schakelt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schakelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schakelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van schakelen.
- schakelt␣aan — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschakelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschakelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanschakelen.
- schakelt␣aaneen — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenschakelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenschakelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aaneenschakelen.
- schakelt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschakelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschakelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afschakelen.
- schakelt␣door — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorschakelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorschakelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van doorschakelen.
- schakelt␣gelijk — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijkschakelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijkschakelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van gelijkschakelen.
- schakelt␣in — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inschakelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inschakelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van inschakelen.
- schakeltje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord schakel.
- schakeltjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord schakel.
- schakelt␣om — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omschakelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omschakelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van omschakelen.
- schakelt␣over — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschakelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschakelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van overschakelen.
- schakelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitschakelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitschakelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitschakelen.
- uitschakelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitschakelen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitschakelen.
|