Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een achtste letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 9 10 11 12 13 14 18
Er zijn 24 woorden bevattend met CHOFFELschoffel —— schoffels schoffelt —— schoffelde schoffelen —— aanschoffel schoffel␣aan schoffelaar schoffelden schoffelend schoffeltje —— aanschoffelt schoffelaars schoffelende schoffelt␣aan schoffeltjes —— aanschoffelde aanschoffelen schoffelde␣aan schoffelen␣aan —— aanschoffelden aanschoffelend schoffelden␣aan —— onderuitschoffelen 37 definities gevonden- schoffel — n. (Gereedschap) een horizontaal liggend scherp geslepen mes van… — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoffelen. — w. Gebiedende wijs van schoffelen.
- schoffels — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord schoffel.
- schoffelt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoffelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoffelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van schoffelen.
- schoffelde — w. Enkelvoud verleden tijd van schoffelen.
- schoffelen — w. (Landbouw) onkruid verwijderen met een schoffel.
- aanschoffel — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd…
- schoffel␣aan — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschoffelen. — w. Gebiedende wijs van aanschoffelen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschoffelen.
- schoffelaar — n. (Beroep) iemand die ongewenste planten ondergronds afsnijdt… — n. (Landbouw) landbouwmachine waarmee onkruid wordt bestreden… — n. (Figuurlijk) (voetbal) speler die vooral technisch betere tegenspelers…
- schoffelden — w. Meervoud verleden tijd van schoffelen.
- schoffelend — w. Onvoltooid deelwoord van schoffelen.
- schoffeltje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord schoffel.
- aanschoffelt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd… — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschoffelen.
- schoffelaars — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord schoffelaar.
- schoffelende — w. Verbogen vorm van schoffelend, het onvoltooid deelwoord van schoffelen.
- schoffelt␣aan — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschoffelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschoffelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanschoffelen.
- schoffeltjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord schoffel.
- aanschoffelde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanschoffelen.
- aanschoffelen — w. Door schoffelen ontbrekend materiaal aan tuinbedden toevoegen. — w. (Figuurlijk) slordig werken.
- schoffelde␣aan — w. Enkelvoud verleden tijd van aanschoffelen.
- schoffelen␣aan — w. Meervoud tegenwoordige tijd van aanschoffelen.
- aanschoffelden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van aanschoffelen.
- aanschoffelend — w. Onvoltooid deelwoord van aanschoffelen.
- schoffelden␣aan — w. Meervoud verleden tijd van aanschoffelen.
- onderuitschoffelen — w. Omverlopen, laten vallen. — w. (Figuurlijk) hard bekritiseren, verbaal omverlopen.
|