Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 9 10 11 12 14 15 16 17
Er zijn 25 woorden bevattend met DICEERabdiceer abdiceerde abdiceerden abdiceert adjudiceerde contra-indiceer contra-indiceerde contra-indiceerden contra-indiceert indiceer indiceerde indiceerden indiceert prediceer prediceerde prediceerden prediceert syndiceer syndiceerde syndiceerden syndiceert vindiceer vindiceerde vindiceerden vindiceert 49 definities gevonden- abdiceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abdiceren. — w. Gebiedende wijs van abdiceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abdiceren.
- abdiceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van abdiceren.
- abdiceerden — w. Meervoud verleden tijd van abdiceren.
- abdiceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abdiceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abdiceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van abdiceren.
- adjudiceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van adjudiceren.
- contra-indiceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contra-indiceren. — w. Gebiedende wijs van contra-indiceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd…
- contra-indiceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van contra-indiceren.
- contra-indiceerden — w. Meervoud verleden tijd van contra-indiceren.
- contra-indiceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contra-indiceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contra-indiceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van contra-indiceren.
- indiceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indiceren. — w. Gebiedende wijs van indiceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indiceren.
- indiceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van indiceren.
- indiceerden — w. Meervoud verleden tijd van indiceren.
- indiceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indiceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van indiceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van indiceren.
- prediceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prediceren. — w. Gebiedende wijs van prediceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prediceren.
- prediceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van prediceren.
- prediceerden — w. Meervoud verleden tijd van prediceren.
- prediceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prediceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prediceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van prediceren.
- syndiceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van syndiceren. — w. Gebiedende wijs van syndiceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van syndiceren.
- syndiceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van syndiceren.
- syndiceerden — w. Meervoud verleden tijd van syndiceren.
- syndiceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van syndiceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van syndiceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van syndiceren.
- vindiceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vindiceren. — w. Gebiedende wijs van vindiceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vindiceren.
- vindiceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van vindiceren.
- vindiceerden — w. Meervoud verleden tijd van vindiceren.
- vindiceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vindiceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vindiceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van vindiceren.
|