Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12
Er zijn 25 woorden bevattend met ELTUITbeitelt␣uit borstelt␣uit deelt␣uit ijdeltuit ijdeltuiten ijdeltuitje ijdeltuitjes joelt␣uit kavelt␣uit knobbelt␣uit mergelt␣uit middelt␣uit pelt␣uit rafelt␣uit schakelt␣uit smelt␣uit speelt␣uit spelt␣uit spoelt␣uit stelt␣uit stippelt␣uit telt␣uit vogelt␣uit wisselt␣uit zwavelt␣uit 66 definities gevonden- beitelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitbeitelen.
- borstelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitborstelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitborstelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitborstelen.
- deelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitdelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitdelen.
- ijdeltuit — n. (Pejoratief) iemand met te veel aandacht en waardering voor… — n. (Pejoratief) (figuurlijk) iemand met overdreven aandacht en…
- ijdeltuiten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord ijdeltuit.
- ijdeltuitje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ijdeltuit.
- ijdeltuitjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord ijdeltuit.
- joelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjoelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitjoelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitjoelen.
- kavelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkavelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkavelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitkavelen.
- knobbelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitknobbelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitknobbelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitknobbelen.
- mergelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmergelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmergelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitmergelen.
- middelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmiddelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitmiddelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitmiddelen.
- pelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitpellen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitpellen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitpellen.
- rafelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrafelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitrafelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitrafelen.
- schakelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitschakelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitschakelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitschakelen.
- smelt␣uit — w. Enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsmelten#gebiedende wijs van uitsmelten.
- speelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitspelen.
- spelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspellen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspellen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitspellen.
- spoelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspoelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspoelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitspoelen.
- stelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstellen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstellen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitstellen.
- stippelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstippelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstippelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitstippelen.
- telt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uittellen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uittellen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uittellen.
- vogelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvogelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvogelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitvogelen.
- wisselt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwisselen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwisselen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitwisselen.
- zwavelt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwavelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzwavelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitzwavelen.
|