Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 5 6 7 8 9 10 12
Er zijn 17 woorden bevattend met GRAASgraas —— graast —— afgraas begraas graas␣af graasde —— afgraast begraast graasden graast␣af —— afgraasde begraasde graasde␣af —— afgraasden begraasden graasden␣af —— kaalgegraasd 31 definities gevonden- graas — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grazen. — w. Gebiedende wijs van grazen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grazen.
- graast — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grazen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grazen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van grazen.
- afgraas — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgrazen.
- begraas — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begrazen. — w. Gebiedende wijs van begrazen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begrazen.
- graas␣af — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgrazen. — w. Gebiedende wijs van afgrazen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgrazen.
- graasde — w. Enkelvoud verleden tijd van grazen.
- afgraast — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgrazen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgrazen.
- begraast — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begrazen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begrazen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van begrazen.
- graasden — w. Meervoud verleden tijd van grazen.
- graast␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgrazen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgrazen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afgrazen.
- afgraasde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afgrazen.
- begraasde — w. Enkelvoud verleden tijd van begrazen.
- graasde␣af — w. Enkelvoud verleden tijd van afgrazen.
- afgraasden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van afgrazen.
- begraasden — w. Meervoud verleden tijd van begrazen.
- graasden␣af — w. Meervoud verleden tijd van afgrazen.
- kaalgegraasd — bijv. Van een gebied dat er zoveel gras is gegeten door grazende… — bijv. (Figuurlijk) alles opkopen zodat er niets meer van een product overblijft.
|